De inwoners van de stad Dordrecht worden ook wel Schapenkoppen genoemd: een bijnaam die zij met trots dragen. Maar waar komt die naam nou eigenlijk vandaan?
Daarvoor moeten we een stukje terug in de tijd. De Middeleeuwen zelfs. Toen al was Dordrecht een voorname handelsstad. Daarmee had de stad het recht om belasting te heffen op alle goederen die de stad uit én in gingen. Ook op vlees en slachtvee.
Nou waren die belastingen niet mals, en het zal niemand verbazen dat er zo nu en dan een poging werd gedaan om de belastingen te omzeilen. Zo waren er eens twee Dordtenaren die in de Alblasserwaard een levend schaap hadden gekocht. Ze verkleedden het schaap als een jongetje en zetten het een hoed op. Ze namen het schaap van weerszijden onder de arm, waardoor het schaap tussen de mannen op zijn achterpoten liep, en zo passeerden ze gedrieën de stadspoort, voorbij de wachters.
Het snode plannetje leek te lukken. Maar een meter of tien uit de poort, liep een hond. En toen die de geur van het schaap rook, begon hij te blaffen. Het schaap schrok en er ontsnapte een langgerekt bèèèèèèèèèh, uit zijn bek.
Deze legende kent helaas geen goed einde: de smokkelaars werden gearresteerd en verdwenen in het gevang. Het schaap zal vast wel zijn opgegeten. Maar de Dordtenaren hebben er in ieder geval een mooie bijnaam aan overgehouden.